Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Het geschiedde nu in de dagen van Achaz, [1]den zoon van Jotham, den zoon van Uzzia, [2]den koning van Juda, dat Rezin, de koning van [3]Syrie, en [4]Pekah, de zoon van Remalia, de koning van Israel, optoog naar Jeruzalem, ten oorlog tegen haar; maar [5]hij vermocht met strijden niet tegen haar. 1. Dat is, welke Jotham was de zoon van Uzzia. 1. den zoon van Uzzia, Dat is, welke Jotham was de zoon van Uzzia. 2. Dit ziet op Achaz. 3. Hebreeuws, Aram; die een van de zonen van Sem geweest is, Gen.10:22. Uit hem zijn de Syriers gesproten. 4. Hij is een goddeloos afgodendienaar geweest, die zijnen koning Pekaja heeft omgebracht; 2 Kon.15:25,28. 5. Te weten de koning van Syrie, die den krijg voerde, en den koning van Israel te hulp gekomen was, en, naar sommiger gevoelen, hoofdaanlegger van dezen krijg was, alhoewel het den naam had dat hij den koning van Israel te hulp kwam.